Herdersschopjes in de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem

Vorige pagina             Volgende pagina

De collectie van het NOM (vervolg)

afb. 5afb. 5 afb. 7 afb. 7

De tweede variant komt vaker voor. Voorbeelden hiervan zijn NOM.2512 OV afkomstig uit Lichtenvoorde (afb. 5), NOM.35998-65 uit Bennekom (zie afb. 2), NOM.4682-44 uit Groningen (zie afb. 1), NOM.27570-56 uit Someren en (zie afb. 3b, 3c), NOM.2322-43 (afb. 6) en NOM.2431-43 uit Zeyen (afb. 7).

Een geheel afwijkende vorm heeft NOM.44277-73. (afb. 8). De steel van deze herdersschop wordt bekroond door een lange smalle smeedijzeren schacht waaraan breed uitgeslagen, bijna plat schopje steekt. Het schopgedeelte staat onder een hoek van ongeveer 20 graden. De herkomst van deze schop is onbekend omdat hij ooit in een particuliere verzameling zat waarvan geen duidelijke link met het herdersbestaan kan worden aangetoond. Het Nederlands Openluchtmuseum bezit nog een dergelijk schopje afkomstig uit het Oldambt, de omgeving van Groningen dus, en staat te boek als een distelschopje. Over het gebruik van dit specifieke schopje weten we dat het werd gebruikt op een gemengd boerenbedrijf om distels te steken uit de Groningse zeeklei. Het is echter niet uitgesloten dat het oorspronkelijk als herdersstaf is gebruikt. (Noot 4)

afb. 6aafb. 6a afb. 6bafb. 6b

Er is nog een vormaspect van een aantal herdersschopjes waarvan de functie mij niet geheel duidelijk is en waarvoor ik een hypothese naar voren wil schuiven. De schopjes NOM.35998-65 (afb. 2) en NOM.4682-44 (afb. 1) hebben aan de rechterkant van de lepel een ander verloop, een welving, dan aan de linkerkant die rond is. Deze welving is platter en heeft een scherpere rand. Ik veronderstel dat deze rand zo is omdat daarmee gemakkelijk taaie wortels of graspollen kunnen worden gestoken. Overigens heb ik hiervoor nog geen enkel schriftelijk noch mondeling bewijs gevonden. Slijtage van de rand van de lepel wijst evenwel op een dergelijk gebruik.
Twee herdersschoppen uit de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum, NOM.2322-43 (afb. 6a) en NOM.2323-43(afb. 4b), hebben een gecombineerde functie. Het ene uiteinde wordt gevormd door de schop, het andere door een haak. Deze haak werd gebruikt om een schaap te vangen door het beest aan de achterbenen te haken. (Noot 5)

afb. 8aafb. 8a afb. 8bafb. 8b

Vorige pagina       Top       Volgende pagina
Home