De belboor, vergeten gereedschap

Hans Rode

Trekbel (foto Jan Blaas)

Inleiding

Al meerdere keren kwam ik op mijn zoektochten lange fretboren tegen, die door deze en gene als ‘belboren’ werden aangeduid. Niet alleen vorm, maar vooral naamgeving intrigeerden mij. Vanwaar die naam ‘belboor’? Lange belboor

Mechanisch

Aanvankelijk dacht ik dat zo’n boor werd gebruikt bij het aanbrengen van een trekbel in de eertijds zware voordeurkozijnen. Maar daarvoor lijken de boren te dun en hebben bovendien voor dit doel een nodeloze lengte.Tuimelaar op kop
Na enige verkenning bleek mij, dat er bij voorname panden (van bewoners met personeel!), waarschijnlijk vanaf de 18de eeuw, ook in het interieur trekbellen in gebruik waren. Uit Spons Mechanics (1898) ontleen ik de volgende uitleg daarover.

Tuimelaar op zij ‘De bellen worden gewoonlijk op een gunstige plaats in een rij op een plank opgehangen, vanwaar ze gezien en gehoord kunnen worden door het personeel. Elke bel heeft een of ander merkteken, waarmee de kamer, waarvandaan de oproep plaatsvindt, te onderscheiden is. Elke bel is verbonden via een afzonderlijke (koperen) draad met een trekknop, die is gemonteerd in de betrokken kamer. De verbindingsdraad, die de ruk van deze knop naar de bel overbrengt, kan slechts in rechte lijnen lopen, die kamermuren of doorgangen volgen; dientengevolge moet bij iedere richtingsverandering het rechte beloop van de draad onderbroken worden, en de einden worden verbonden aan een geschikte tuimelaar’.

Elektrisch

Toen rond de vorige eeuwwisseling de elektriciteit zijn intrede deed, werd dit principe aangepast. Daarbij werd ook het intermediair, de koperdraad, vervangen door zwakstroombedrading. Als het nieuwbouw betrof, konden vroeger zowel de mechanische, als de elektrische belinstallaties (en later ook die van de huistelefoon) in het bouwplan worden opgenomen. Maar bij de toen reeds bestaande panden, moesten voor de bedrading doorgangen in wanden en/of vloeren gemaakt worden.

Alleen voor hout

Verschillende belboren

Belboren in uiteenlopende uitvoering (uit eigen verzameling). De lengte varieert van ca. 35 tot 75 cm, de dikte van ca. 3 tot 8 mm. Eén ervan (gecombineerd met rondvijl) heeft aan de spiraalpunt een klein gaatje (als hulpje om na het boren de draad door te voeren?); bij een andere is de schacht voorzien van een houtrasp.

 

Het lijdt weinig twijfel dat hiervoor de bewuste belboren gebruikt werden. We moeten daarbij kennelijk alleen aan houtconstructies denken, omdat de mij bekende boren uitsluitend als spiraalboren zijn uitgevoerd. De belboren zelf komen we in diverse oude catalogi in verschillende uitvoeringen tegen (ze bleven kennelijk tot de jaren zestig onder de naam ‘telefoonboren’ in de handel). Maar over de gebruikers, de makers van die oude belinstallaties, is helaas bijna niets terug te vinden. En dat terwijl ze toch als specifieke ambachtslieden te boek stonden!

Benamingen (voor zover bekend)

  • Nederlands: schellenboor, belboor, telefoonboor, lange fretboor
  • Engels: bellhanger’s gimlet
  • Frans : vrille pour électriciens
  •  

     

    Literatuur

    • R.A. Salaman, Dictionary of tools used in the woodworking and allied trades ca. 1700-1970, George Allen & Unwin Ltd., London ISBN 0 04 621020 2
    • W.L. Goodman, The history of woodworking tools, G. Bell and Sons Ltd. London ISBN 7135 0489 7
    • Herbert P. Kean & Emil S. Polak, Collecting Antique tools, The Astragal Press, Morristown ISBN 0 9618088 5 3
    • Diverse oude catalogi, o.m. die van S. van Embden, Amsterdam; Hollandsch IJzermagazijn, Alkmaar; Goldenberg, Zornhof; Robert Marcel, Parijs; William Marples, Sheffield; Carl Schlieper, Remscheid; R.S. Stokvis, Rotterdam.

     

    kruk kruk kruk kruk

    Met dank aan de velen die mij met verwijzingen en tips ter wille waren, in het bijzonder de heren Gerrit Mensert en Gijs Nederlof.